Contact opnemen?085 06 06 069

‘Consultatierecht voor verdachte militair in het buitenland onvoldoende praktisch en effectief’

12/03/2014

Nederlandse militairen bevinden zich veelvuldig in het buitenland, zowel voor oefeningen als daadwerkelijke operationele inzet. Militairen die in het kader van missies naar het buitenland worden gezonden, vervullen vaak complexe taken onder zware omstandigheden. Tijdens een dergelijke inzet in het buitenland kan de militair betrokken raken bij een incident waardoor er een strafrechtelijk onderzoek tegen hem wordt gestart. Het recht op consultatie van een advocaat als bedoeld in het Salduz-arrest geldt ook voor de militair in het buitenland. Het is weinig praktisch en niet zelden gewoonweg lastig als een militair in het buitenland een advocaat wil raadplegen, deze is immers niet voorhanden. De vraag dient zich daarom aan of de militair in het buitenland wel op een effectieve wijze gebruik kan maken van het consultatierecht.

In de uitspraak Salduz tegen Turkije heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beslist dat voorafgaand aan het eerste inhoudelijke verhoor de verdachte zich effectief moet kunnen laten bijstaan door een advocaat.(1) Dit is een fundamenteel kenmerk van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Op 30 juni 2009 deed de Hoge Raad uitspraak inzake de uitleg van het Salduz-arrest.(2) Niet veel later is er een Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor tot stand gekomen.(3) Deze Aanwijzing onderscheidt zaken in drie categorieën op basis van de aard en ernst van het strafbare feit. In zogenoemde A- en B-zaken hoort een verdachte in beginsel toegang te krijgen tot fysiek contact met een advocaat. In A-zaken is het zelfs niet mogelijk om afstand te doen van dit recht. Slechts in C-zaken wordt volstaan met een telefonisch gesprek. Over de consequenties is de Hoge Raad in zijn uitspraak duidelijk: verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat heeft kunnen raadplegen, worden uitgesloten van het bewijs. Dit is ook het geval indien een niet-aangehouden militair door de Koninklijke Marechaussee niet is gewezen op zijn recht voorafgaand aan het eerste verhoor een advocaat te raadplegen.(4)

Wet en praktijk
Uit het systeem van de wet volgt dat bij strafvordering in militaire zaken het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Dit heeft de minister van Justitie in 2010 nogmaals benadrukt.(5) Het houdt in dat de positie van een verdachte militair in een operatiegebied vergelijkbaar is met die van een verdachte burger in Nederland. Daarmee is de Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor ook van toepassing op militairen in operatie- en oefengebieden. Tijdens missies wordt de militair doorgaans enkel in de gelegenheid gesteld kort telefonisch contact te hebben met een advocaat in Nederland. Dit terwijl incidenten in het uitzendingsgebied al snel van gevoelige aard zijn en daarom vaak direct zullen worden aangemerkt als categorie A-zaken.(6) Als er sprake is van een A-zaak dan zou dat volgens het systeem van de Aanwijzing betekenen dat er door de militair geen afstand gedaan kan worden van het consultatierecht. Enkel telefonisch contact met een advocaat is dan ook niet voldoende. Er kan in die gevallen dus niet gesproken worden van een consultatierecht dat praktisch en effectief is.

De specifieke omstandigheden in een operatiegebied maken het in het algemeen zeer lastig om een militair die als verdachte wordt aangemerkt fysiek met een advocaat in contact te brengen. De missies vinden vaak plaats in lastig te bereiken gebieden en soms zelfs op geheime locaties. Er kunnen zekere veiligheidsrisico’s kleven aan het invliegen van een advocaat. In de praktijk worden echter wel parlementsleden, bewindspersonen en journalisten ingevlogen. Niet valt in te zien waarom daar niet een enkele keer een advocaat bij kan.

De militair is in zijn solidariteit richting zijn werkgever in het algemeen zeer coöperatief en verschaft daarom veel informatie. Hierin ligt een deel van het probleem. Militairen moeten niet zelden vanwege hun bereidwilligheid verklaringen af te leggen tegen zichzelf worden beschermd. Zij kunnen niet altijd de reikwijdte van hun verklaringen overzien en zouden daarom voor het eerste verhoor een advocaat moeten kunnen raadplegen om geïnformeerd te worden over c.q. zich bewust te worden van de mogelijke consequenties.(7) Om in voldoende mate bijstand te kunnen verlenen aan de militair is een sfeer van vertrouwen en rust nodig. Face-to-face contact is hiervoor essentieel. Pas dan kan er gesproken worden van een effectieve uitoefening van het recht van de militair om een advocaat te consulteren voor het eerste inhoudelijke verhoor. Een mogelijk alternatief voor direct persoonlijk contact is videoconferencing en dit kan, mits voldoende afgeschermd, voldoen aan de normering die gesteld is voor een consultatie die in Nederland voorafgaat aan het eerste verhoor. Voor een dergelijk alternatief dienen echter wel strikte waarborgen te gelden, zoals een beveiligde verbinding en garanties dat de communicatie niet afgetapt kan worden.

In sommige situaties is het wenselijk om een militair terug te vliegen naar Nederland voor een eerste strafrechtelijk verhoor, bijvoorbeeld in het geval van zeer ernstige incidenten of wanneer de burgerbevolking ter plaatse onderdeel is geweest van een geweldsincident. De aanwezigheid van de betrokken militair in het missiegebied kan dan de nodige onrust veroorzaken. Maar ook aan repatriëring van de militair uit het missiegebied kleeft vaak een probleem. De militair bevindt zich tot aan de feitelijke repatriëring nog enige tijd in afwachting van transport in het uitzendgebied en is meestal niet afgeschermd van de andere militairen. Dit is een zeer onwenselijke situatie waarin de militair erg kwetsbaar is. Een militair in een dergelijke situatie dient daarom ook zo spoedig mogelijk na het incident gebruik te kunnen maken van zijn recht op consultatie van een advocaat.

De conclusie lijkt op basis van het voorgaande niet anders te kunnen luiden dan dat er voor de militair in het buitenland in veel gevallen nog geen sprake is van een consultatierecht dat voldoende praktisch en effectief is. In zoverre kan er dus niet gesproken worden van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Daarbij blijkt in de praktijk dat er zelfs in strijd met de Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor wordt gehandeld doordat er in A-zaken volstaan wordt met een telefonisch contact met een advocaat.

Conclusies en aanbevelingen
Op grond van het voorstaande zijn er een aantal (niet-limitatieve) aanbevelingen te doen, waardoor een situatie gecreëerd kan worden waardoor de militair in voldoende mate beschermd kan worden en op effectieve wijze gebruik kan maken van het recht op consultatiebijstand.
Ten eerste zou er overgegaan moeten worden tot het opzetten van een formeel geregeld militair piket of het samenstellen van een pool met daarin advocaten die opleidingen en uitgebreide aantoonbare praktijkervaring hebben in het militair strafrecht. De beschikbare advocaten zouden in voorkomend geval direct samen met personeel van de Koninklijke Marechaussee of het Openbaar Ministerie in kunnen vliegen bij incidenten in het buitenland.
Ten tweede zou (wettelijk) geregeld moeten worden dat militairen in het buitenland in beginsel niet gehoord mogen worden zonder consultatie van een advocaat. Om de verdachte militair in zijn kwetsbare positie in het missiegebied te beschermen zou ook expliciet uitgesloten moeten worden dat de militair afstand kan doen van dit recht, net zoals dit het geval is bij (overige) A-zaken. Daarbij zou gelet op de zwaarwegende belangen en de kwetsbare positie van de militair een recht op verhoorbijstand passen.
Ten derde en laatste zou er al tijdens de opleidingen van de militairen ter voorbereiding van buitenlandse missies uitgebreid aandacht moeten worden besteed aan de strafrechtelijke gevolgen van voorkomende incidenten en de daarbij noodzakelijke rechtsbescherming. Deze instructies zouden bij voorkeur gegeven moeten worden door onafhankelijke advocaten gespecialiseerd in het militair strafrecht.

(Gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad 2014/472 , afl. 9, p. 591-592)

Door Sébas Diekstra & Sharon Shenbar(*)

Auteur/noten

(*) Mr. S.M. Diekstra is advocaat te Den Haag en gespecialiseerd in het Militair Strafrecht; mevr. mr. S. Shenbar is jurist internationaal recht en werkzaam bij de overheid.
(1) EHRM 27 november 2008, 36391/02 (Salduz tegen Turkije); zie ook: EHRM 11 december 2008, 4268/04 (Panovits tegen Cyprus).
(2) Hoge Raad van 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009, 349.
(3) Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, Stcrt 2010, 4003.
(4) Rb. Arnhem 25 januari 2010, LJN BL0936.
(5) Kamerstukken I, 2009–10, 31 487 (R1862), nr. C, p. 2.
(6) Brief ‘Rechtsbijstand verhoor militairen’, 3 mei 2011 van het College van Procureurs-Generaal met kenmerk PaG/B&S/15709; Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, Stcrt 2010, 4003.
(7) Handelingen I, 2010-11, 31 487, nr. 3, p. 19.

Gerelateerde berichten

04jun

Defensie erkent aansprakelijkheid chroom-6-ziekten; verzweeg gezondheidsrisico’s voor medewerkers

Het ministerie van Defensie biedt excuses aan zijn medewerkers aan die ziek zijn geworden door …

Lees bericht
25apr

OM moet nieuw onderzoek doen naar explosie handgranaat

Het Openbaar Ministerie (OM) moet nieuw onderzoek instellen naar de explosie van een handgranaat in …

Lees bericht
10apr

Uruzgan-veteraan vecht voor eerherstel na granaatincident

‘Erik! Rennen! Rennen!’ Het is woensdag 10 maart 2010 in de brandende Afghaanse hitte als …

Lees bericht

U kunt uw vraag of uw persoonlijke situatie vrijblijvend aan onze advocaten voorleggen.

  • Home
  • Over ons
  • Rechtsgebieden
  • Onze mensen
  • Nieuws
  • Contact
  • Zaak aanmelden
  • Neem contact met ons op

    Vul onderstaand formulier in of bel direct naar 085 06 06 069!

    We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk kunt gebruiken. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt.

    Ik ga akkoord Lees meer