Ongeoorloofde Afwezigheid
Artikel 7 WMT luidt: ,,In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die ongeoorloofd afwezig is.’’
Dit artikel vormt het complement van de artikelen 96 t/m 102 WvMS, waarin de ongeoorloofde afwezigheid strafrechtelijk is strafbaar gesteld. Bij de vaststelling of een ongeoorloofde afwezigheid een strafbaar feit dan wel een tuchtvergrijp oplevert, is mede van belang of er tijdens het plegen van de ongeoorloofde afwezigheid sprake is van “tijd van oorlog” dan wel “tijd van vrede”. Tijd van oorlog wordt aanwezig geacht indien:
– Nederland met een andere staat feitelijk in oorlog is;
– een dergelijke oorlog dreigende is;
– er sprake is van een burgeroorlog;
– op een door de Kroon bepaalde wijze is bekendgemaakt dat een bepaald deel van de krijgsmacht is aangewezen voor één van de in artikel 71 WvMS omschreven taken (dan wordt voor het aangewezen deel van de krijgsmacht tijd van oorlog aanwezig geacht).
Bij de vaststelling of een ongeoorloofde afwezigheid een strafbaar feit dan wel een tuchtvergrijp oplevert, moet ook rekening worden gehouden met de duur van de ongeoorloofde afwezigheid. Afhankelijk van vredes- of oorlogstijd gaat deze ongeoorloofde afwezigheid na een aantal dagen over in een strafbaar feit.
Onder “afwezigheid” dient te worden verstaan het zonder toestemming niet op het vereiste tijdstip aanwezig zijn op de plaats waar dienstverplichtingen dienen te worden vervuld.Indien de plaats waar de dienstverplichtingen moeten worden vervuld een militaire plaats is, dient hieronder die “gehele” militaire plaats te worden verstaan. Wanneer een militair op het tijdstip dat hij elders werkzaamheden moet verrichten zich in de kantine ophoudt, is hij niet ongeoorloofd afwezig, evenmin is hij dat indien hij tijdens een kaartleesoefening zonder toestemming gaat koffiedrinken in een café. In beide gevallen is er echter wel sprake van het niet nakomen van dienstverplichtingen (artikel 9 WMT).
Onder “ongeoorloofde afwezigheid” wordt mede begrepen de afwezigheid van de militair die nalatig is geweest in de uitvoering van de door de daartoe bevoegde autoriteiten opgelegde verplichtingen en vastgestelde regels voor het geval van verhindering tot dienstverrichting. Bijvoorbeeld: Ziek thuis zijnde, nagelaten de voorgeschreven handelingen te verrichten.
Voor de bepaling van “de duur van de ongeoorloofde afwezigheid” is van belang:
– dat onder “een dag” tenminste 24 uur wordt verstaan;
– dat de ongeoorloofde afwezigheid “aanvangt” op het tijdstip dat de militair zonder toestemming afwezig is van de plaats, waar hij zich had moet bevinden ter vervulling van zijn dienstverplichtingen;
– dat de ongeoorloofde afwezigheid “eindigt” op het tijdstip dat de militair vrijwillig terugkeert bij zijn eenheid, een ander militair onderdeel of bij de politie in binnen- of buitenland, hetzij bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger in het buitenland, of op het tijdstip dat de militair wordt aangehouden.
– wanneer een militair aan wie verlof of bewegingsvrijheid is verleend, zonder toestemming “te vroeg is vertrokken” wordt hij geacht ongeoorloofd afwezig te zijn tot het tijdstip waarop hem verlof of bewegingsvrijheid was verleend. Indien de commandant zich tijdens deze ongeoorloofde afwezigheid genoodzaakt ziet om dwingende redenen van dienst het aan de afwezige reeds verleende verlof of bewegingsvrijheid te moeten intrekken, wordt bij de berekening van de duur van de ongeoorloofde afwezigheid de periode gedurende welke het verlof of bewegingsvrijheid was verleend, wel meegerekend. De intrekking van het verlof of de bewegingsvrijheid zal door de commandant van de betrokken militair moeten worden medegedeeld. Door het verzenden van een bericht aan het adres waar betrokken militair bij de eenheid als plaats van verblijf staat geregistreerd, voldoet de commandant aan zijn informatieplicht. Of de militair het bericht ontvangt is in deze niet relevant aangezien de militair zelf verantwoordelijk kan worden gesteld voor de ontstane situatie. In dit geval dient hem het aantal eerder verleende verlofdagen niet in mindering te worden gebracht (men kan niet gelijktijdig vakantieverlof genieten en ongeoorloofd afwezig zijn).
Gedurende het tijdvak dat de militair ongeoorloofd afwezig is, heeft hij op grond van artikel 18 Inkomstenbesluit militairen geen aanspraak op bezoldiging. (De dag waarop de militair zonder toestemming vertrekt en de dag waarop de militair zich terugmeldt of waarop hij wordt aangehouden, tellen daarbij niet mee).