30-jarige wachtmeester veroordeeld voor schending ambtsgeheim
ECLI:NL:RBGEL:2019:1013
Uitspraak delen
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
11-03-2019
Datum publicatie
12-03-2019
Zaaknummer
05/074286-18
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De militaire kamer van de rechtbank Gelderland veroordeelt een 30-jarige vrouw wegens opzettelijke schending van haar ambtsgeheim. Als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee heeft zij gedurende een langere periode meermalen onbevoegd vertrouwelijke informatie opgezocht, terwijl zij wist dat dit verboden was.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/074286-18
Datum uitspraak : 11 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw: […]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2018 (militaire politierechter, met verwijzing ex artikel 369 Wetboek van Strafvordering) en 25 februari 2019.
1
De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 september 2016 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, (telkens) een geheim waarvan zij wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van haar ambt van wachtmeester der Koninklijke Marechaussee en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte (telkens)
in/uit het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessen systeem van de politie/KMar informatie over strafrechtelijke onderzoeken en/of informatie en/of persoonsgegevens en/of contactgegevens van personen bevraagd en/of opgezocht en/of uit dat systeem gehaald voor eigen privé gebruik;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 september 2016 te Zevenaar, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten politiesysteem BVI-IB, is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van haar dienstnummer [nummer 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was in de periode van 14 juli 2014 tot 1 januari 2017 werkzaam als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee en geplaatst bij de brigade in Zevenaar.2 In die periode zijn met het account van verdachte [nummer 2] bevragingen gedaan in het politiesysteem BVI-IB.3 Tevens zijn met dit account bevragingen gedaan in het Basis Politiesysteem (BPS) waartoe de Koninklijke Marechaussee toegang heeft.4 In de periode van 15 mei 2015 tot en met 9 september 2016 heeft verdachte dergelijke bevragingen gedaan voor privégebruik. Zij heeft personen bevraagd waarmee haar ex-partner in aanraking kwam, alsmede personen die behoren tot haar eigen familie. Verdachte wist dat deze bevragingen verboden waren en dat zij daartoe niet bevoegd was.5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het primair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ‘schenden’ van een ambtsgeheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft immers enkel de systemen geraadpleegd en deze informatie niet met anderen gedeeld. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt allereerst dat verdachte informatie in de BPS- en BVI-IB-systemen heeft opgezocht voor privédoeleinden, hetgeen niet is toegestaan. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte de hierdoor verkregen informatie heeft gedeeld met derden.
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat aldus geen sprake is van “schenden” in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht overweegt de militaire kamer het navolgende.
De wettekst van artikel 272, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt […] verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie” .
De militaire kamer overweegt dat in de wettekst het werkwoord “schenden” wordt gebruikt. In de Memorie van Toelichting bij dit wetsartikel valt te lezen dat dit werkwoord juister leek dan de voorheen gebruikte term “bekendmaken”.6Aldus heeft de wetgever een bewuste keuze gemaakt de strafbaarstelling ruimer te maken dan het enkele ‘bekendmaken’.
Verdachte heeft systemen bevraagd, zonder dat dit voor haar functie-uitoefening noodzakelijk was. Zij heeft deze informatie gebruikt voor zichzelf. Zij heeft aldus, uit de haar uit hoofde van haar functie ter beschikking staande systemen, geheime informatie ontsloten die niet voor haar bedoeld was. Daarmee heeft verdachte haar ambtsgeheim geschonden. Het feit dat verdachte die informatie niet heeft gedeeld met derden of openbaar heeft gemaakt, doet daaraan niet af.
Voorts overweegt de militaire kamer dat de Wet Politiegegevens ook van toepassing was op verdachte, nu zij werkzaam was als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee. Artikel 7 van die wet luidde in de ten laste gelegde periode:
“De ambtenaar van politie of de persoon aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de politietaak in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt.”
De militaire kamer is van oordeel dat uit het gebruik van het woord “verstrekking” in de tekst van dit artikel voortvloeit dat dit gebod tot geheimhouding zich wel beperkt tot verstrekken dan wel bekendmaken van de geheim te houden politiegegevens. Nu niet is gebleken dat verdachte daadwerkelijk dergelijke gegevens heeft verstrekt of anderszins bekend gemaakt, zal zij van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De militaire kamer acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hieronder vermeld.
3
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 15 mei 2015 tot en met 9 september 2016 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, (telkens) een geheim waarvan zij wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van haar ambt van wachtmeester der Koninklijke Marechaussee en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte (telkens)
in/uit het (geautomatiseerde) bedrijfsprocessen systeem van de politie/KMar informatie over strafrechtelijke onderzoeken en/of informatie en/of persoonsgegevens en/of contactgegevens van personen bevraagd en/of opgezocht en/of uit dat systeem gehaald voor eigen privé gebruik;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4
De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke schending van enig geheim waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de schuldige uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, meermalen gepleegd.
5
De strafbaarheid de feiten
De feiten zijn strafbaar.
6
De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7
Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte voornamelijk personen heeft bevraagd, waarmee haar ex-partner in aanraking kwam en van wie zij het gevoel had dat zij een gevaar zouden kunnen opleveren. Zij heeft inmiddels een andere baan, maar destijds was zij de controle over haar leven kwijt, voelde zich onveilig en wilde zichzelf en haar kind beschermen. Voorts dient haar het ten laste gelegde feit vanwege haar traumatische leefsituatie verminderd te worden toegerekend. Tot slot is verdachte in oktober 2017 vanwege de situatie met haar ex-partner in het stelsel van bewaken en beveiligen opgenomen. Dit heeft een enorme impact op het leven van verdachte en haar zoontje gehad.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
– het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 januari 2019;
– het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 20 februari 2019;
– de brief van GZ-psycholoog i.o. specialist MGGZ, drs. [naam 1] , ongedateerd;
– het Pro Justitia rapport, zijnde een psychologisch onderzoek gedaan door GZ-psycholoog drs. [naam 2] , gedateerd 16 januari 2019.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat psycholoog drs. [naam 2] in zijn rapport heeft geconcludeerd dat er tijdens het strafbare feit bij verdachte sprake was van kenmerken van posttraumatische stress. Aangezien er een sterke relatie was tussen de ernstig traumatische leefomstandigheden van verdachte en het tenlastegelegde, adviseert de psycholoog het feit slechts in verminderde mate aan haar toe te rekenen. De militaire kamer acht dit advies goed onderbouwd en zal derhalve het feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
In tegenstelling tot de officier van justitie, is de militaire kamer echter van oordeel dat strafoplegging wel geboden is. Verdachte heeft immers gedurende een langere periode meermalen onbevoegd vertrouwelijke informatie opgezocht, terwijl zij wist dat dit verboden was. Met dit handelen heeft zij in ernstige mate de integriteit van (de systemen van) de politie en de Koninklijke Marechaussee geschonden. Bovendien heeft zij het vertrouwen van haar werkgever ernstig beschaamd. De militaire kamer rekent dit verdachte zwaar aan. De samenleving moet er immers op kunnen vertrouwen dat ambtsdragers hun ambtsgeheim serieus nemen en dat zij te vertrouwen zijn. Strafoplegging wegens schending van het ambtsgeheim is mede van belang om ook andere ambtsdragers ervan te doordringen dat zij hun verplichtingen dienen na te leven.
Anderzijds weegt de militaire kamer mee dat verdachte niet meer bij de Koninklijke Marechaussee werkt en dat de feiten van langere tijd geleden zijn, zodat zal worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf.
8
De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
9
De beslissing
De meervoudige militaire kamer:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf gedurende 38 (achtendertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 (negentien) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald van de voorwaarde, te weten:
dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. V.P. van Deventer, rechters, en Kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2019,
zijnde mr. V.P. van Deventer buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee, werkzaam bij Staf Commandant van de Koninklijke Marechaussee, Kabinet, Cluster Integriteit, Sectie Interne Onderzoeken (SIO) te ’s-Gravenhage, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ/17-000179, gesloten op 9 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2
Proces-verbaal van relaas, p. 6 en 7, alsmede proces-verbaal van bevindingen, p. 59.
3
Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 en 59.
4
Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
5
Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-30, het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de militaire politierechter op 20 september 2018, p. 2.
6
Memorie van Toelichting, no. 3, met betrekking tot de wijziging van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, zittingsjaar 1952-1953.